Hernia

Een hernia is een uitpuiling van de tussenwervelschijf in de wervelkolom. De wervelkolom is de spil van ons lichaam. Het vormt de aanhechting van ons bekken en alle belangrijke spieren van onze romp. De wervelkolom bestaat uit 7 nekwervels, 12 borstwervels, 5 lendenwervels en het heiligbeen met het staartbeentje (stuitje).

Tussenwervelschijven bevinden zich - met uitzondering van de eerste twee halswervels - tussen de wervels. Ze fungeren als een soort schokdemper en zorgen ervoor dat de wervels gemakkelijk ten opzichte van elkaar kunnen bewegen.

Hoewel een hernia theoretisch op elke plaats in de wervelkolom kan voorkomen, zien we hem vooral onderin de rug. 90% van alle hernia’s ontstaan tussen de 4e en 5e lendenwervel of tussen de 5e lendenwervel en het heiligbeen.

Een hernia

Als er slijtage van de tussenwervelschijf optreedt, kan deze gaan puilen. De puiling kan leiden tot een beknelling van een zenuwwortel en tot pijn in het been en eventueel ook tot uitvalsverschijnselen (verlamming van het been en een tintelend of verminderd gevoel). In veel gevallen leidt een puiling van de tussenwervelschijf niet tot een beknelling van de zenuwwortel. In dat geval is een operatie niet nodig.

De diagnose

Soms maken we eerst een gewone röntgenfoto van uw lendenwervelkolom. Hiermee kunnen we afwijkingen van het bot op het spoor te komen en beoordelen of er een stand- of vormafwijkingen van de wervelkolom aanwezig is.

Om aan te tonen dat de pijn in het been en de eventuele uitvalsverschijnselen inderdaad veroorzaakt worden door het uitpuilen van een tussenwervelschijf, moet verder onderzoek worden verricht. In de meeste gevallen is het mogelijk om met een MRI-scan vast te stellen of er sprake is van een hernia. Met dit onderzoek wordt de hernia namelijk goed zichtbaar, net als de beknelling van de zenuwwortel.

Een MRI-scan heeft onze voorkeur boven een CT-scan omdat de structuren beter in beeld gebracht worden en er geen röntgenstralen gebruikt worden.

Wanneer opereren?

Niet iedere hernia hoeft geopereerd te worden. In ongeveer 70% van de gevallen gaan de klachten, met gedoseerde rust en tijdelijk gebruik van pijnstillers, spontaan over. De klassieke rustkuur (10 tot 14 dagen platte bedrust) draagt niet bij aan een eventueel herstel en heeft zelfs negatieve effecten op het herstel. Vanwege het gunstige natuurlijk beloop van een hernia besluiten we niet te snel om te opereren. Uitzonderingen daargelaten (patiënten met een spoedindicatie) overwegen we een operatie niet eerder dan na 6 weken na het begin van de beenklachten.

Een herniaoperatie

U ligt in knie-ellebooghouding of op uw buik op de operatietafel. Op de plaats waar de hernia zit, wordt in de lengterichting een huidsnee gemaakt. Daaronder worden de lange rugspieren losgemaakt van het doornuitsteeksel en de boog van de ruggenwervel, waarna ze opzij worden geschoven. Hierdoor wordt de weefselband zichtbaar en kan de neurochirurg die insnijden en gedeeltelijk verwijderen, zodat hij of zij toegang krijgt tot de inhoud van het wervelkanaal. Hier bevinden zich de zenuwwortels en ook de hernia. Vervolgens worden de hernia en de beknelde zenuwwortel opgezocht.

Meestal bevindt de uitstulping zich onder de zenuwwortel. Soms ligt een deel van de tussenwervelschijf los in het wervelkanaal. Dit wordt dan naast de uitpuiling verwijderd. Hierna wordt via een opening in de tussenwervelschijf het binnenste deel van de tussenwervelschijf zo goed mogelijk verwijderd. Dit doen we om de kans op herhaling zo klein mogelijk te maken.

Een herniaoperatie wordt uitgevoerd onder plaatselijke anesthesie (met een ruggenprik) of onder algehele narcose. Dit wordt vooraf met u besproken.

Na de operatie

De eerste uren na de operatie moet u op uw rug blijven liggen, zodat de kleine bloedvaatjes in het operatiegebied door uw lichaamsgewicht worden dichtgedrukt. Soms zuigen we bloed via een drain af. Daarna mag u meteen uit bed. Doorgaans kunt u de dag na de operatie weer naar huis. De pijn in het been is meestal direct na de operatie verdwenen of al aanzienlijk afgenomen. Soms is er rond de 3e dag na de operatie even een terugkeer van de uitstralingspijn. Dit is het gevolg van zwelling van het weefsel in het gebied waar de operatie heeft plaatsgevonden. Deze napijn is na een paar dagen weer verdwenen. Een doof gevoel of verlammingsverschijnselen worden veroorzaakt door een kneuzing van de zenuwwortel als gevolg van de hernia en zijn vaak direct na de operatie nog aanwezig. In de loop van de maanden daarna kan er herstel optreden. Soms blijft op termijn een verminderd gevoel of krachtverlies bestaan.

Rugklachten kunnen ook verdwijnen maar over het algemeen heeft de operatie daarop weinig invloed.

Operatierisico’s

Zoals bij elke operatie zijn er ook bij een herniaoperatie bepaalde risico`s. De kans dat die optreden is echter klein.

Een ontsteking van de operatiewond of van de tussenwervelruimte komt een enkele keer voor. Ook kan er een nabloeding in het operatiegebied optreden. Soms ontstaat er een gaatje in het vlies dat zich rondom de zenuwwortels bevindt. Daardoor kan er lekkage van hersenvocht optreden. In dat geval moet u na de operatie een aantal dagen platte bedrust houden, zodat het lichaam er voor kan zorgen dat het gaatje dichtgroeit. Het risico dat er door de operatie nieuwe uitvalsverschijnselen (verlamming, gevoelsverlies) ontstaan is klein. Vaak verbeteren deze klachten in de loop van de tijd weer.

Na de operatie

Na de operatie kunt u indien nodig worden behandeld door een fysiotherapeut. Voor uw herstel is het aan te raden om te gaan wandelen en fietsen. Er zijn geen houdingen die u beslist moet vermijden.

Veel mensen hebben na 2 tot 4 weken (een deel van) hun werkzaamheden weer opgepakt. Dit hangt af van het soort werk dat u doet. Er is geen bezwaar tegen een zwangerschap na een herniaoperatie en vrouwen lopen tijdens een zwangerschap geen grotere kans op een nieuwe hernia. Meestal komt u 6 weken na de operatie bij de neurochirurg terug voor controle. Dan wordt het resultaat van de operatie bekeken.

Resultaat

Over het algemeen is 80 tot 90% van de patiënten na een herniaoperatie tevreden met het uiteindelijke resultaat. Soms (bij ongeveer 5% van de geopereerde patiënten) ontstaat er op dezelfde plaats opnieuw een hernia. Deze kan spontaan verbeteren of opnieuw worden geopereerd. Technisch gezien is zo’n 2e operatie wat moeilijker, omdat er vaak littekenweefsel is van de vorige ingreep. Dit maakt het risico op een zenuwbeschadiging of lekkage van hersenvocht iets groter.