Longembolie

Een longembolie is een afsluiting van een longslagader door een bloedstolsel, een zogenoemde trombusmassa. Hierdoor kan een gedeelte van de long niet voldoende van bloed worden voorzien, waardoor longklachten kunnen ontstaan. In Nederland komt deze aandoening voor bij 2 op de 1000 inwoners. De kans op het afsterven van longweefsel (longinfarct) hierdoor is niet groot omdat de longen een dubbele vaatvoorziening hebben. Bovendien zijn er veel verbindingen tussen de bloedvaten aanwezig, zodat een longinfarct slechts in ongeveer 10% van de gevallen voorkomt.

Oorzaken

De meest voorkomende oorzaak van longembolieën is trombose. Trombose is een aandoening waarbij er bloedstolsels gevormd worden in de bloedvaten van bijv. de aders van de benen, het bekken, soms in het rechterdeel van het hart en soms in de aders van de armen. Een deel van zo’n bloedstolsel kan losraken en komt via de bloedstroom in de longslagaders terecht.
Een andere oorzaak van een longembolie zijn vetbolletjes afkomstig uit het bot, die in de bloedbaan komen na een botbreuk. Dit is echter zeldzaam.

Klachten

De meest voorkomende klacht is pijn op de borst, vaak meegaand met de ademhaling. Kortademigheid (dyspnoe) en versnelde ademhaling (tachypnoe) zijn ook veel voorkomende klachten. Het ophoesten van bloed kan ook duiden op een longinfarct. Dit gebeurt echter niet heel vaak, in ongeveer 30% van de gevallen.

Risicofactoren

De risicofactoren voor het krijgen van longembolieën zijn dezelfde als die van trombose:

  • leeftijd: mensen boven de 65 jaar hebben een vergrote kans op longembolieën;
  • eerder doorgemaakte longembolieën of trombose;
  • bedlegerigheid (door bijv. ziekte) of immobilisatie (lang stilzitten) door lange reizen;
  • roken;
  • pilgebruik;
  • aanwezigheid van kanker;
  • trombose en/of longembolieën in de familie;
  • recente operatieve ingrepen;
  • aangeboren stollingsstoornissen (factor VLeiden-mutatie);
  • overgewicht.

Diagnose

Onderzoek is belangrijk om de diagnose vast te kunnen stellen. Tijdens het gesprek met de arts wordt een aantal vragen gesteld om er achter te kunnen komen of er sprake is van longembolieën (anamnese). Daarna volgt lichamelijk onderzoek en mogelijk aanvullend onderzoek.

Aanvullend onderzoek

Aanvullend onderzoek kan bestaan uit:

  • bloedonderzoek;
  • soms wordt slagaderlijk bloed afgenomen (arteriepunctie);
  • hartfilmpje (ECG);
  • longfoto;
  • ventilatie-perfusie scan: dit onderzoek wordt steeds meer vervangen door een CT-scan;
  • CT-scan longen: hiermee kunnen stolsels in de longslagaders worden aangetoond;
  • pulmonalisangiografie: onderzoek waarbij de bloedvaten van de longen zichtbaar gemaakt kan worden (contrast onderzoek), ook dit onderzoek wordt niet veel meer uitgevoerd en is voornamelijk vervangen door de CT-scan.

Behandeling

Als er sprake is van longembolieën dan wordt zo snel mogelijk gestart met Heparine, meestal zijn dit injecties onder de huid. Gelijktijdig wordt gestart met bloedverdunners (Coumarine-derivaten zoals Sintrom of Marcoumar). Heparine wordt meestal gedurende 7 dagen gegeven, totdat de patiënt goed is ingesteld op Sintrom of Marcoumar.
De totale behandeling duurt ongeveer 6 maanden, waarbij regelmatige controle door de trombosedienst plaats zal vinden.

Mogelijke complicaties

Het stolsel in de bloedvaten van de long kan uiteindelijk ervoor zorgen dat de bloeddruk in de slagaderen te hoog wordt (pulmonale hypertensie), hierdoor kunnen allerlei klachten ontstaan zoals vermoeidheid, kortademigheid en een afname in inspanningsvermogen.

Wat kunt u er zelf aan doen?

Een goede en gezonde leefstijl is heel belangrijk, dit betekent regelmatig bewegen, gezond eten en niet roken. Als u gewend was te sporten kunt u dit gerust blijven doen. Zware sporten zoals krachtsport kunt u beter achterwege laten, eventueel kunt u dit bespreken met uw specialist.

> Bekijk deze video over longembolieën